Hoge tonen, lage tonen en alles daartussenin

Om een schilderij als de Nachtwacht te schilderen, heb je veel kleuren nodig. Natuurlijk had Rembrandt geen kant-en-klare verfdoos zoals die tegenwoordig te koop zijn in speciaalzaken, maar had hij een stuk of tien pigmenten waarmee hij, door ze te mengen, honderden kleuren kon maken. Bij geluid is dat ongeveer vergelijkbaar. Je hebt hoge tonen, lage tonen en alles wat daartussenin zit. Elke toon kan hard, zacht of daartussenin zijn. En al die tonen komen samen in wat we ‘geluid ‘ noemen. Voor wie niet bekend is met frequenties, audiogrammen, en dergelijke, volgt hier enige uitleg.

In het dagelijks leven ben je je als goedhorende waarschijnlijk nooit bewust van al die ‘kleurrijke’ klanken en dat is maar goed ook. Zo zie je ook bij de Nachtwacht vooral het geheel en niet elke kleur apart. Maar als je slechter gaat horen, is het van belang dat je ontrafelt wat je wel en niet hoort want meestal is het is niet zo dat je alles even slecht hoort. En zoals een restaurateur bij schilderijen elke kleur apart determineert, zo gaat ook een audioloog te werk: alle tonen worden apart gemeten. De toonhoogte is de frequentie: hoe korter de geluidsgolven na elkaar komen, hoe hoger de frequentie en hoe hoger wij het geluid ervaren. En andersom: lage tonen hebben een lagere frequentie. Tussen de laagste toon die we kunnen horen en de hoogste, zit een heel spectrum, zoals de kleuren in een verfdoos. Daarnaast is er de luidheid van het geluid. De knal van een explosie is wat anders dan de knal van een champagnefles ontkurken.

De audioloog meet elke frequentie (toonhoogte) apart. Hij of zij meet dan hoe hard, hoe luid, elke toon moet zijn voordat je het hoort. Als je een toon op een bepaald volume (luidheid) nèt hoort, noemen ze dat je gehoordrempel. Dit betekent dat als het geluid van die frequentie wat harder is, je het wel kunt horen, maar als het zachter is, niet meer. Deze waardes worden in een schema gezet, dat heet een audiogram. Maar zoals gezegd, in het dagelijks leven let je meestal niet op al die verschillende tonen en verschillen in luidheid, daar gaat het om de inhoud van hetgeen gezegd wordt. Toch kan het, om een slechthorende te begrijpen, wel handig zijn om er iets van te weten. Op internet zijn mooie plaatjes van een audiogram met daarin tekeningetjes van dagelijks geluiden. Daarin kun je ongeveer zien wat hoge geluiden zijn en wat lage, maar ook dat spraak zich bevindt in de zogenoemde ‘middentonen’: niet de hoogste en niet de laagste frequenties, niet zo zacht als het ritselen van bladeren maar ook niet zo luid als het blaffen van een hond. Maar ook daarin zitten verschillen want vanzelfsprekend is de ene klank de andere niet.

Beginnende slechthorendheid is dan ook vaak lastig te herkennen. De ene persoon versta je wel, want die spreekt op een net iets lagere of hogere toon, maar zelfs het ene woord versta je beter dan het andere omdat niet alle klanken even luid klinken en niet op dezelfde toonhoogte zijn. Zo klinken de ‘ee’ en de ‘ie’ hoger dan bijvoorbeeld de ‘aa’ of de ‘oo’. Een slechthorende kan dan bijvoorbeeld niet het verschil horen tussen ‘maai’ en ‘mooi’, dat moet hij of zij dan uit de zin halen, je zegt immers niet: “dit is een maai huis.” Maar hoe meer klanken wegvallen, hoe moeilijker het verstaan natuurlijk wordt. Alsof de Nachtwacht alleen in de primaire kleuren van Mondriaan geschilderd is. De techniek, in de vorm van een hoortoestel of CI, kan een goed hulpmiddel zijn, maar zo goed als je eigen oren, wordt het nooit, zelfs niet met de beste hulpmiddelen. Zoals een kopiist wel de Nachtwacht perfect kan naschilderen, maar een kenner toch de echte Nachtwacht van Rembrandt herkent.


Twitter Facebook LinkedIn Volgen



Kleurtjes

Hoezo bijzonder?

Vooroordelen?

Je hoort toch goed?

Week tegen Eenzaamheid